Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. veren:


Dutch

Detailed Translations for veren from Dutch to Swedish

veren:

veren verb (veer, veert, veerde, veerden, geveerd)

  1. veren (opveren)
    fjädra; studsa
    • fjädra verb (fjädrar, fjädrade, fjädrat)
    • studsa verb (studsar, studsade, studsat)

Conjugations for veren:

o.t.t.
  1. veer
  2. veert
  3. veert
  4. veren
  5. veren
  6. veren
o.v.t.
  1. veerde
  2. veerde
  3. veerde
  4. veerden
  5. veerden
  6. veerden
v.t.t.
  1. heb geveerd
  2. hebt geveerd
  3. heeft geveerd
  4. hebben geveerd
  5. hebben geveerd
  6. hebben geveerd
v.v.t.
  1. had geveerd
  2. had geveerd
  3. had geveerd
  4. hadden geveerd
  5. hadden geveerd
  6. hadden geveerd
o.t.t.t.
  1. zal veren
  2. zult veren
  3. zal veren
  4. zullen veren
  5. zullen veren
  6. zullen veren
o.v.t.t.
  1. zou veren
  2. zou veren
  3. zou veren
  4. zouden veren
  5. zouden veren
  6. zouden veren
diversen
  1. veer!
  2. veert!
  3. geveerd
  4. verend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

veren [de ~] noun, plural

  1. de veren (gevederte; pluimage; vederdos)

Translation Matrix for veren:

NounRelated TranslationsOther Translations
fjädrar gevederte; pluimage; vederdos; veren vering
VerbRelated TranslationsOther Translations
fjädra opveren; veren
studsa opveren; veren butsen; kaatsen

Related Translations for veren