Dutch
Detailed Translations for vastpakken from Dutch to Swedish
vastpakken:
-
vastpakken (beetgrijpen; grijpen; aanklampen; beetpakken; vastklampen)
-
vastpakken (grijpen; beetgrijpen; vastgrijpen; beetnemen; beetpakken; aanpakken; vatten; vastnemen)
Conjugations for vastpakken:
o.t.t.
- pak vast
- pakt vast
- pakt vast
- pakken vast
- pakken vast
- pakken vast
o.v.t.
- pakte vast
- pakte vast
- pakte vast
- pakten vast
- pakten vast
- pakten vast
v.t.t.
- heb vastgepakt
- hebt vastgepakt
- heeft vastgepakt
- hebben vastgepakt
- hebben vastgepakt
- hebben vastgepakt
v.v.t.
- had vastgepakt
- had vastgepakt
- had vastgepakt
- hadden vastgepakt
- hadden vastgepakt
- hadden vastgepakt
o.t.t.t.
- zal vastpakken
- zult vastpakken
- zal vastpakken
- zullen vastpakken
- zullen vastpakken
- zullen vastpakken
o.v.t.t.
- zou vastpakken
- zou vastpakken
- zou vastpakken
- zouden vastpakken
- zouden vastpakken
- zouden vastpakken
en verder
- ben vastgepakt
- bent vastgepakt
- is vastgepakt
- zijn vastgepakt
- zijn vastgepakt
- zijn vastgepakt
diversen
- pak vast!
- pakt vast!
- vastgepakt
- vastpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vastpakken (beetnemen; greep; beetpakken)
Translation Matrix for vastpakken:
Wiktionary Translations for vastpakken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vastpakken | → greppa; gripa; fatta | ↔ grasp — to grip |
• vastpakken | → fånga | ↔ capturer — s’emparer d’un être vivant ou d’une chose. |