Dutch

Detailed Translations for voorkomend from Dutch to French

voorkomend:

voorkomend adj

  1. voorkomend (gedienstig; dienstwillig)
  2. voorkomend (hoffelijk; attent; galant; ridderlijk)
  3. voorkomend (welopgevoed; beleefd; beschaafd; wellevend; gemanierd)
  4. voorkomend (goedaardig; vriendelijk; aardig; )

Translation Matrix for voorkomend:

NounRelated TranslationsOther Translations
bon bon; coupon; tegoedbon; waardebon
civil burger; staatsburger
civilisé beschaafde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
accueillant aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; bevallig; charmant; leuk; lief; prettig; sympathiek
affable aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig bedaard; charmant; gelijkmoedig; genegenheid opwekkend; goedwillig; innemend; kalm; minzaam; rustig; welwillend
affablement aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig goedwillig; welwillend
agréable aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aangenaam; behaaglijk; comfortabel; eenvoudig; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; gezellig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; knus; knusjes; lekker; leuk; licht; makkelijk; niet moeilijk; plezant; plezierig; prettig; simpel; tof; verblijdend; welkom
agréablement aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aangenaam; behaaglijk; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; gezellig; huiselijk; knus; knusjes; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig; tof
aimable aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; amicaal; attractief; bedaard; behaaglijk; bekoorlijk; beminnelijk; bevallig; charmant; dottig; enig; fijn; gelijkmoedig; geschikt; hartelijk; kalm; kameraadschappelijk; knap; lekker; leuk; lief; minnelijk; mooi; op een aardige manier; plezant; plezierig; prettig; rustig; schattig; snoeperig; snoezig; sympathiek; tof; vertederend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
aimablement aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aangenaam; aardig; amicaal; behaaglijk; bevallig; charmant; fijn; geschikt; hartelijk; kameraadschappelijk; leuk; lief; minnelijk; op een aardige manier; plezant; plezierig; prettig; sympathiek; tof; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
amical aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; amicaal; bedaard; bevallig; charmant; collegiaal; gelijkmoedig; hartelijk; kalm; kameraadschappelijk; leuk; lief; minnelijk; op een aardige manier; prettig; rustig; sympathiek; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
amicalement aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; amicaal; bedaard; bevallig; charmant; gelijkmoedig; hartelijk; kalm; kameraadschappelijk; leuk; lief; minnelijk; op een aardige manier; prettig; rustig; sympathiek; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
attentif aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; galant; goedaardig; goedhartig; hoffelijk; hulpvaardig; plezierig; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aandachtig; alert; belangstellend; geïnteresseerd; hoede; oplettend; opmerkzaam; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig
attentionné aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; dienstwillig; galant; gedienstig; goedaardig; goedhartig; hoffelijk; hulpvaardig; plezierig; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aandachtig; alert; belangstellend; geïnteresseerd; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
attentivement aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aandachtig; alert; belangstellend; geïnteresseerd; hoede; met een scherp oog; nauwlettend; oplettend; opmerkzaam; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig
bien élevé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; goed opgevoed; netjes; ontwikkeld; welgemanierd; welopgevoed
bon aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aanlokkelijk; adequaat; akkoord; bekwaam; braaf; capabel; competent; eerlijk; gepast; geschikt; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; heerlijk; hemels; in orde; juist; kostelijk; lekker; mee eens; mild; overheerlijk; passend; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reuzelekker; smakelijk; tof; verlokkend; verrukkelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig; zalig
brave aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig beslist; dapper; doortastend; ferm; gemoedelijk; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; heldhaftig; heroïsch; joviaal; kloek; kordaat; krachtdadig; krachtig; mild; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
charmant aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; aimabel; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; behaaglijk; bekoorlijk; bevallig; charmant; dottig; elegant; enig; fijn; genegenheid opwekkend; gracieus; innemend; knap; leuk; lief; lieflijk; lieftallig; minzaam; mooi; oogstrelend; plezant; plezierig; prettig; schattig; sierlijk; snoezig; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; vertederend; verzoekend
chevaleresque attent; galant; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend
civil attent; beleefd; beschaafd; galant; gemanierd; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed civiel; op een aardige manier; vriendelijk
civilisé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; netjes; ontwikkeld; welgemanierd; welopgevoed
comme il faut beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed adequaat; beschaafd; betamelijk; braaf; eerlijk; fatsoenlijk; fideel; gepast; geschikt; juist; naar behoren; netjes; openhartig; oprecht; passend; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
complaisant beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed bereidvaardig; bereidwillig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; goedwillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; welwillend
convenable aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aanzienlijk; adequaat; behoorlijke; beschaafd; betamelijk; billijk; decent; deftig; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; elegant; fatsoenlijk; fier; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; geëigend; goedschiks; hebbelijk; indrukwekkend; juist; keurig; majestueus; manierlijk; naar behoren; netjes; nobel; ordentelijk; parmant; parmantig; passend; passende; plechtig; plechtstatig; redelijk; redelijke; schappelijk; sierlijk; statig; tamelijke; tof; trots; voegzaam; vorstelijk; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig
courtois attent; beleefd; beschaafd; galant; gemanierd; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; hoofs; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk; welgemanierd; welopgevoed
courtoisement beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk
cultivé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed belezen; beschaafd; erudiet; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geleerd; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; netjes; ontgonnen; ontwikkeld; slim; welgemanierd; welopgevoed; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
empressé aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; willig
galant attent; beleefd; beschaafd; galant; gemanierd; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk
gentil aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; allerliefst; amicaal; bedaard; bevallig; bijzonder aangenaam; charmant; dottig; enig; gelijkmoedig; geschikt; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; kalm; kalmpjes; kameraadschappelijk; leuk; lief; mild; onbewogen; op een aardige manier; prettig; rustig; schattig; sereen; snoezig; sympathiek; tof; vertederend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
gentiment aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; amicaal; bevallig; charmant; geschikt; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; kameraadschappelijk; leuk; lief; mild; op een aardige manier; prettig; sympathiek; tof; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
honnête aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig braaf; cru; decent; degelijk; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gedegen; geschikt; kuis; lief; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtgeaard; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; tof; trouwhartig; van goede hoedanigheid; voorbeeldig; welvoeglijk; zedig; zoet
instruit beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
obligeant aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; bijzonder aangenaam; dienstbaar; dienstwillig; gedienstig; gehoorzaam; gewillig; goedwillig; inschikkelijk; medelevend; meelevend; meevoelend; ruimhartig; tegemoetkomend; toeschietelijk; verplichtend; welwillend; willig
plein d'égards aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
poli attent; beleefd; beschaafd; galant; gemanierd; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed afgeslepen; beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gepoetst; gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; opgepoetst; vriendelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed
poliment beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk
propre beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; brandschoon; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; hygienisch; hygiënisch; karakteristiek; kenmerkend; keurig; kuis; maagdelijk; net; netjes; onbevlekt; onschuldig

Related Words for "voorkomend":


Wiktionary Translations for voorkomend:

voorkomend
Cross Translation:
FromToVia
voorkomend attentif considerate — thoughtful
voorkomend attentionné thoughtful — demonstrating kindness or consideration

voorkomend form of voorkomen:

voorkomen verb (voorkom, voorkomt, voorkwam, voorkwamen, voorkomen)

  1. voorkomen (zich voordoen; gebeuren; plaats hebben)
  2. voorkomen (een bezwaar ondervangen; ondervangen)
    prévenir; parer à un inconvénient; parer à; remédier à
    • prévenir verb (préviens, prévient, prévenons, prévenez, )
    • parer à verb

Conjugations for voorkomen:

o.t.t.
  1. voorkom
  2. voorkomt
  3. voorkomt
  4. voorkomen
  5. voorkomen
  6. voorkomen
o.v.t.
  1. voorkwam
  2. voorkwam
  3. voorkwam
  4. voorkwamen
  5. voorkwamen
  6. voorkwamen
v.t.t.
  1. heb voorkomen
  2. hebt voorkomen
  3. heeft voorkomen
  4. hebben voorkomen
  5. hebben voorkomen
  6. hebben voorkomen
v.v.t.
  1. had voorkomen
  2. had voorkomen
  3. had voorkomen
  4. hadden voorkomen
  5. hadden voorkomen
  6. hadden voorkomen
o.t.t.t.
  1. zal voorkomen
  2. zult voorkomen
  3. zal voorkomen
  4. zullen voorkomen
  5. zullen voorkomen
  6. zullen voorkomen
o.v.t.t.
  1. zou voorkomen
  2. zou voorkomen
  3. zou voorkomen
  4. zouden voorkomen
  5. zouden voorkomen
  6. zouden voorkomen
diversen
  1. voorkom!
  2. voorkomt!
  3. voorkomen
  4. voorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voorkomen [het ~] noun

  1. het voorkomen (uiterlijk; verschijning; gedaante; )
    l'apparence; l'allure; la forme; la figure; la mine; l'aspect; l'air; le physique; l'extérieur
  2. het voorkomen (iemand zijn uiterlijk; verschijning; uiterlijk; )
    l'apparence; l'extérieur; le physique; le dehors; l'aspect; l'air de quelqu'un
  3. het voorkomen (dekmantel; façade; schijn; masker)
    l'apparence; la mascarade; le masque; la façade; le déguisement; la couverture; le pignon; la devanture; le travestissement; le manteau; le camouflage; le changement d'habits

voorkomen

  1. voorkomen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkómen)
    empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à
    • empêcher verb (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, )
    • entraver verb (entrave, entraves, entravons, entravez, )
    • interdire verb (interdis, interdit, interdisons, interdites, )

Translation Matrix for voorkomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
air aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; allure; deun; deuntje; exterieur; manier van kijken; melodie; wijs; wijsje
air de quelqu'un aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
allure aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; air; allure; draf; gang van een paard; gezwindheid; in volle vaart; kwiekheid; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; tempo; tred; vaart; vlotheid; vlugheid
apparence aangezicht; aanzien; buitenkant; dekmantel; façade; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; masker; schijn; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; air; allure; exterieur; façade; illusie; schijn; schijngestalte; uiterlijke schijn; weergave
aspect aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanblik; aanzien; allure; aspect; exterieur; facet; gedaante; opzicht; schim
camouflage dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen camouflage; verberging; verborgene; verheling; verhulling; versluiering
changement d'habits dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen
couverture dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen afdekkap; beddedeken; beddensprei; bedekking; boekomslag; dak; dakbedekking; dakdekken; dek; dekblad; deken; dekken; dekking; dekkleed; kaft; kap; koepel; omslag; overdekking; overkapping; overtrek; schutblad; sprei
dehors aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm buitenkant; buitenzijde
devanture dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen etalage; etalageruit; façade; front; gevel; pui; uitstalkast; uitstalraam; voorgevel; voorkant; voorzijde; winkelpui; winkelraam; winkelruit
déguisement dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen camouflage; verberging; verbloeming; verborgene; verheling; verhulling; verkleding; vermomming; versluiering
extérieur aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; buitenkant; buitenste; buitenzijde; exterieur
façade dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen aangezicht; façade; front; gevel; gevelwand; pui; uiterlijke schijn; vooreind; vooreinde; voorgevel; voorkant; voormuur; voorste gedeelte; voorzijde
figure aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; figuur; gedaante; gelaat; gezicht; lichaamslijn; personage; postuur; schim; silhouet; uiterlijk; verschijning
forme aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm afgieting; afgietsel; belijdenis; conditie; drukvorm; figuur; gedaante; gietmal; gietsel; gietvorm; in vorm zijn; leest; lichaamslijn; mal; matrijs; matrix; modelvorm; moedervorm; postuur; schim; schoenleest; shape; silhouet; uiterlijk; verschijning; vorm; vormsel
manteau dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen halflange herenjas; jack; jak; jas; jasje; jekker; mantel; overjas
mascarade dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen façade; schijnvertoning
masque dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen larve; masker; mom; mombakkes
mine aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; exterieur; groeve; mijn; mijngroeve
physique aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm constitutie; figuur; fysica; gedaante; lichaamsbouw; natuurkunde; postuur; uiterlijk
pignon dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen dakgevel; façade; front; gevel; kamwiel; kettingrad; kettingwiel; kroonrad; pui; topgevel; voorgevel; voorkant
se passer plaatsvinden
travestissement dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen verkleding; vermomming
VerbRelated TranslationsOther Translations
advenir gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
empêcher belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen afhouden; afweren; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; pareren; storen; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weren
entraver belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen barricaderen; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; versperren
faire obstacle à belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen beperken; hinderen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; onmogelijk maken; storen; verhinderen
interdire belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen verbieden
parer à een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
parer à un inconvénient een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
prévenir een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen berichten; iets melden
remédier à een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
se passer gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen aflopen; gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben; plaatsvinden; toegaan; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voordoen; voorvallen
se présenter gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen ontdekt worden; uitkomen; uitkomen van geheim; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dehors buiten; buitenshuis; er uit; in de natuur; op het land; te velde
extérieur buitenlands; extern; uit een vreemd land; uiterlijk; uitwendig; uitwonend
physique conditioneel; fysiek; fysieke gesteldheid betreffend; fysisch; lijfelijk; natuurkundig; sensueel; wulps; zinlijk; zinnelijk
remédier à ongedaan

Related Words for "voorkomen":

  • voorkomens

Related Definitions for "voorkomen":

  1. ervoor zorgen dat het niet gebeurt1
    • ze probeerde het ongeluk te voorkomen1
  2. gebeuren of er zijn1
    • het komt niet vaak voor dat hij op tijd is1
  3. lijken of schijnen1
    • dat gezicht komt mij bekend voor1
  4. voor de rechtbank verschijnen1
    • hij moet binnenkort vóórkomen1

Wiktionary Translations for voorkomen:

voorkomen
noun
  1. mélange gazeux constituer l’atmosphère.
  2. façon d’aller, de marcher.
verb
  1. parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
  2. endormir à demi.
  3. entraver quelqu’un dans la réalisation de quelque chose.
  4. exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
  5. (vieilli) devancer, venir avant.
  6. avoir l’air, l’apparence

Cross Translation:
FromToVia
voorkomen existence existence — the state of being, existing, or occurring
voorkomen arriver; se; avoir lieu occur — present itself
voorkomen éviter; prévenir ward off — to avert or prevent

Related Translations for voorkomend