Noun | Related Translations | Other Translations |
fait
|
|
aangelegenheid; actie; affaire; aktie; casus; daad; evenement; feit; gebeurtenis; geval; handeling; incident; kwestie; voorval; zaak
|
passé
|
|
verleden
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
disponible
|
gereed; klaar; paraat
|
aanwezig; beschikbaar; beschikbare; disponibel; in de handel; in de handel verkrijgbaar; in voorraad; leverbaar; op voorraad; te koop; vacant; verkrijgbaar; voorhanden; voorradig
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
disponible
|
|
beschikbaar
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
accompli
|
af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht
|
doorgekneed; uitgevoerd; verricht; voleindigd; volleerd; voltrokken
|
achevé
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
foutloos; perfect; voleindigd; volleerd; volmaakt
|
cuit
|
af; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gereed; klaar; volbracht
|
gekookt
|
disposé
|
af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij
|
bereid; bereidvaardig; gehumeurd; gemutst; genegen; gestemd; gewillig; gezind
|
effectué
|
af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht
|
bewerkstelligd; uitgevoerd; verricht
|
exécuté
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
|
doodgeschoten; doorgevoerd; geëxecuteerd; uitgevoerd; verricht; voltrokken
|
fait
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
geboren; gecreëerd; gemaakt; geproduceerd; geschapen; gevormd; ter wereld gekomen; uitgevoerd; verricht; vervaardigd; voltrokken
|
fini
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
afgerond; eruit; foutloos; gecompleteerd; perfect; voleindigd; volmaakt
|
passé
|
af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
|
afgelopen; armoedig; bedorven; beëindigd; doorgegeven; ex; flodderig; geweest; gewezen; haveloos; jongstleden; kwijt; o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; pover; rot; rottig; schamel; sjofel; sjofeltjes; slecht; toenmalig; verder gegeven; verdwaald; vergaan; verleden; verleden tijd; verlopen; verloren; vermist; verrot; verstreken; vervallen; voorbij; voorgevallen; voorheen; voormalig; voormalige; vorig; vorige; vroeger; vroegere; weg; zoek
|
préparé
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
bedacht; bereid; gekookt; gewapend; voorbereid; voorbewerkt
|
prêt
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
gekookt; genegen; lening; rap; snel; startklaar; vlot; vlug
|
terminé
|
af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
|
afgehandeld; afgerond; gecompleteerd
|
épuisé
|
doorgekookt; gaar; gedaan; gereed
|
afgemat; bekaf; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; onbestelbaar; op; oververmoeid; uitgeput; uitgeteld
|
éreinté
|
doorgekookt; gaar; gedaan; gereed
|
afgemat; afgesloofd; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op; uitgeteld
|