Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- fotograferen:
-
Wiktionary:
- fotograferen → fotografiar
- fotograferen → instantánea, fotografiar, tomar una foto
Dutch
Detailed Translations for fotograferen from Dutch to Spanish
fotograferen:
-
fotograferen
Conjugations for fotograferen:
o.t.t.
- fotografeer
- fotografeert
- fotografeert
- fotograferen
- fotograferen
- fotograferen
o.v.t.
- fotografeerde
- fotografeerde
- fotografeerde
- fotografeerden
- fotografeerden
- fotografeerden
v.t.t.
- heb gefotografeerd
- hebt gefotografeerd
- heeft gefotografeerd
- hebben gefotografeerd
- hebben gefotografeerd
- hebben gefotografeerd
v.v.t.
- had gefotografeerd
- had gefotografeerd
- had gefotografeerd
- hadden gefotografeerd
- hadden gefotografeerd
- hadden gefotografeerd
o.t.t.t.
- zal fotograferen
- zult fotograferen
- zal fotograferen
- zullen fotograferen
- zullen fotograferen
- zullen fotograferen
o.v.t.t.
- zou fotograferen
- zou fotograferen
- zou fotograferen
- zouden fotograferen
- zouden fotograferen
- zouden fotograferen
en verder
- ben gefotografeerd
- bent gefotografeerd
- is gefotografeerd
- zijn gefotografeerd
- zijn gefotografeerd
- zijn gefotografeerd
diversen
- fotografeer!
- fotografeert!
- gefotografeerd
- fotograferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fotograferen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fotografiar | fotograferen | |
sacar fotos | fotograferen |
Wiktionary Translations for fotograferen:
fotograferen
Cross Translation:
verb
-
een afbeelding maken door de projectie van beeld op een lichtgevoelige laag
- fotograferen → fotografiar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fotograferen | → instantánea | ↔ photo — to take a photograph |
• fotograferen | → fotografiar; tomar una foto | ↔ photograph — to take a photograph |
External Machine Translations: