Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- babbelen:
-
Wiktionary:
- babbelen → charlar
- babbelen → parlotear, charlotear, chacharear, charlatanear, charlar, platicar, balbucear
Dutch
Detailed Translations for babbelen from Dutch to Spanish
babbelen:
-
babbelen (praten; spreken; wauwelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren)
hablar; parlar; hacer correr la voz; contar; comunicar; difundir; parlanchinear; conversar; parlotear; delatar-
hablar verb
-
parlar verb
-
hacer correr la voz verb
-
contar verb
-
comunicar verb
-
difundir verb
-
parlanchinear verb
-
conversar verb
-
parlotear verb
-
delatar verb
-
-
babbelen (kwebbelen; kletsen; ratelen)
Conjugations for babbelen:
o.t.t.
- babbel
- babbelt
- babbelt
- babbelen
- babbelen
- babbelen
o.v.t.
- babbelde
- babbelde
- babbelde
- babbelden
- babbelden
- babbelden
v.t.t.
- heb gebabbeld
- hebt gebabbeld
- heeft gebabbeld
- hebben gebabbeld
- hebben gebabbeld
- hebben gebabbeld
v.v.t.
- had gebabbeld
- had gebabbeld
- had gebabbeld
- hadden gebabbeld
- hadden gebabbeld
- hadden gebabbeld
o.t.t.t.
- zal babbelen
- zult babbelen
- zal babbelen
- zullen babbelen
- zullen babbelen
- zullen babbelen
o.v.t.t.
- zou babbelen
- zou babbelen
- zou babbelen
- zouden babbelen
- zouden babbelen
- zouden babbelen
diversen
- babbel!
- babbelt!
- gebabbeld
- babbelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for babbelen:
Synonyms for "babbelen":
Related Definitions for "babbelen":
Wiktionary Translations for babbelen:
babbelen
Cross Translation:
verb
-
gezellig praten over zaken van weinig belang
- babbelen → charlar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• babbelen | → parlotear; charlotear; chacharear; charlatanear; charlar | ↔ babble — to talk much |
• babbelen | → charlar; platicar | ↔ chat — be engaged in informal conversation |
• babbelen | → balbucear; charlar | ↔ babiller — parler beaucoup à propos de rien. |
• babbelen | → charlar; parlotear | ↔ bavarder — parler sans mesure et sans discrétion. |
• babbelen | → parlotear | ↔ papoter — (familier, fr) bavarder, discuter de choses futiles. |