Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. oprichten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for oprichten from Dutch to Spanish

oprichten:

oprichten verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)

  1. oprichten (stichten; instellen; invoeren)
  2. oprichten (overeindzetten; optrekken)

Conjugations for oprichten:

o.t.t.
  1. richt op
  2. richt op
  3. richt op
  4. richten op
  5. richten op
  6. richten op
o.v.t.
  1. richtte op
  2. richtte op
  3. richtte op
  4. richtten op
  5. richtten op
  6. richtten op
v.t.t.
  1. heb opgericht
  2. hebt opgericht
  3. heeft opgericht
  4. hebben opgericht
  5. hebben opgericht
  6. hebben opgericht
v.v.t.
  1. had opgericht
  2. had opgericht
  3. had opgericht
  4. hadden opgericht
  5. hadden opgericht
  6. hadden opgericht
o.t.t.t.
  1. zal oprichten
  2. zult oprichten
  3. zal oprichten
  4. zullen oprichten
  5. zullen oprichten
  6. zullen oprichten
o.v.t.t.
  1. zou oprichten
  2. zou oprichten
  3. zou oprichten
  4. zouden oprichten
  5. zouden oprichten
  6. zouden oprichten
en verder
  1. ben opgericht
  2. bent opgericht
  3. is opgericht
  4. zijn opgericht
  5. zijn opgericht
  6. zijn opgericht
diversen
  1. richt op!
  2. richtt op!
  3. opgericht
  4. oprichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oprichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
incorporar bijvoegen; toevoegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
constituir instellen; invoeren; oprichten; stichten inrichten; installeren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen
erguir oprichten; optrekken; overeindzetten bouwen; construeren
erigir oprichten; optrekken; overeindzetten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; omhooggooien; opgooien; opwerpen; regelen
establecer instellen; invoeren; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten aanstellen; arrangeren; benoemen; bepalen; bouwen; construeren; determineren; iets op touw zetten; initiëren; inrichten; installeren; koloniseren; op gang brengen; plaats toekennen; plaatsen; regelen; settelen; vaststellen; vestigen
fundar instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; arrangeren; begronden; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; initiëren; koloniseren; onderbouwen; onderheien; op gang brengen; regelen; settelen; vestigen
incorporar oprichten; optrekken; overeindzetten absorberen; annexeren; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; overnemen
- beginnen; stichten

Synonyms for "oprichten":


Antonyms for "oprichten":


Related Definitions for "oprichten":

  1. het laten ontstaan1
    • hij richtte een oudercommissie op1
  2. rechtop gaan staan of zitten1
    • zij richtte zich op en keek mij aan1

Wiktionary Translations for oprichten:

oprichten
verb
  1. een instelling in het leven roepen

Cross Translation:
FromToVia
oprichten establecer establish — To form; to set up in business
oprichten establecer establish — To found; to institute
oprichten erigir rear — to lift, raise etc. physically
oprichten establecer; fundar etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
oprichten enarbolar arborerdresser quelque chose droit comme un arbre.
oprichten sublevar; alzar souleverlever à une faible hauteur.

External Machine Translations: