Noun | Related Translations | Other Translations |
desarrollar
|
|
beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
|
elaboración
|
creëren; maken; scheppen
|
aanmaak; aanmaken; bewerking; constructie; creatie; educatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; herdruk; maak; maaksel; maken; merk; onderwerp; onderwijs; produceren; productie; schepping; scholing; subject; thema; thema van een boek; vervaardigen; vervaardiging; verwerking; werken; werking
|
fabricación
|
creëren; maken; scheppen
|
aanmaak; aanmaken; constructie; creatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; kunstwerk; maak; maaksel; makelij; maken; meesterwerk; merk; produceren; productie; schepping; vervaardigen; vervaardiging; werk
|
palas
|
scheppen; schoppen; spades
|
slaghouten; vuilnisblikken
|
trazar
|
|
aftekenen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
armar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aandoen; bepantseren; berokkenen; bewapenen; harnassen; muziek componeren; opspannen; spannen; veroorzaken; wapenen
|
comer con cuchara
|
lepelen; scheppen
|
|
compilar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
bijeenzoeken; compileren; muziek componeren; op bankrekening zetten; sparen; vergaren; verzamelen
|
componer
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aandoen; berokkenen; componeren; muziek componeren; neerleggen; onderuit halen; op muziek zetten; plaatsen; posten; posteren; stationeren; toonzetten; tot stand brengen; veroorzaken; voor elkaar krijgen
|
concebir
|
graven; in het leven roepen; maken; opdelven; opgraven; scheppen
|
begrijpen; beseffen; broeden; concipiëren; doorzien; inrichten; installeren; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; opvatten; realiseren; snappen; uitbroeden; warmhouden
|
convertirse en
|
graven; in het leven roepen; maken; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; evolueren; herzien; ontstaan; ontwikkelen; oprijzen; rijzen; veranderen; verwisselen; voortkomen; wijzigen; worden
|
crear
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aanstellen; benoemen; bouwen; concipiëren; construeren; formeren; initiëren; installeren; maken; ontwerpen; op gang brengen
|
desarrollar
|
graven; in het leven roepen; maken; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; bewerkstelligen; geschikt maken voor bebouwing; herzien; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opfleuren; realiseren; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; uiteenvouwen; veranderen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; wijzigen
|
desarrollarse
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; evolueren; herzien; ontluiken; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; plaatsen; situeren; tot wasdom komen; veranderen; verwisselen; wijzigen; zich afspelen; zich ontsluiten
|
desplegar
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; bikken; distribueren; eten; geuren; herzien; losgooien; loswerpen; naar binnen werken; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; openspreiden; openvouwen; pralen; pronken; ronddelen; spreiden; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verdelen; verduidelijken; verwisselen; wijzigen
|
diseñar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
concipiëren; ontwerpen; vormgeven
|
fabricar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afwisselen; fabriceren; herzien; maken; produceren; veranderen; vervaardigen; verwisselen; voortbrengen; wijzigen
|
formar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aanstellen; afketsen; afstemmen; afwijzen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; initiëren; installeren; instellen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; op gang brengen; opleiden; regelen; scholen; terugwijzen; vervaardigen; verweren; verwerpen; vorm geven; vormen; vormgeven; wegstemmen
|
ganar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aankopen; aanschaffen; behalen; binnenbrengen; binnenhalen; buitmaken; de kost verdienen; de overwinning behalen; gewinnen; halen; kopen; kostwinnen; pakken; tot stand brengen; vangen; verdienen; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen; winnen; zegevieren
|
hacer
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
doen; fabriceren; formeren; handelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; maken; neerleggen; onderuit halen; produceren; tornen; uithalen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verrichten; vervaardigen; voortbrengen
|
montar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aanbinden; aanknopen; arrangeren; assembleren; beginnen; berijden; bestijgen; betrappen; bevestigen; bijeen voegen; bouwen; combineren; ergens aan bevestigen; iets op touw zetten; in elkaar zetten; inrichten; installeren; instappen; koppelen; monteren; opbouwen; regelen; samenvoegen; snappen; vastmaken; vastzetten
|
producir
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aandoen; aanrichten; aanstichten; fabriceren; losmaken; maken; opbrengen; opleveren; produceren; teweegbrengen; veroorzaken; vervaardigen; voortbrengen
|
remendar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afwisselen; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; klusje opknappen; klussen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; tot stand brengen; veranderen; verstellen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen
|
reparar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afwisselen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; gezond maken; goed gaan; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herstructureren; herzien; het goed maken; hotfix; hotfixpakket; maken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; tot stand brengen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verstellen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen
|
trazar
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aftekenen; concipiëren; contrasteren; met pen overtekenen; ontwerpen; overtrekken; traceren
|