Dutch
Detailed Translations for temmen from Dutch to Spanish
temmen:
-
temmen
Conjugations for temmen:
o.t.t.
- tem
- temt
- temt
- temmen
- temmen
- temmen
o.v.t.
- temde
- temde
- temde
- temden
- temden
- temden
v.t.t.
- heb getemd
- hebt getemd
- heeft getemd
- hebben getemd
- hebben getemd
- hebben getemd
v.v.t.
- had getemd
- had getemd
- had getemd
- hadden getemd
- hadden getemd
- hadden getemd
o.t.t.t.
- zal temmen
- zult temmen
- zal temmen
- zullen temmen
- zullen temmen
- zullen temmen
o.v.t.t.
- zou temmen
- zou temmen
- zou temmen
- zouden temmen
- zouden temmen
- zouden temmen
en verder
- ben getemd
- bent getemd
- is getemd
- zijn getemd
- zijn getemd
- zijn getemd
diversen
- tem!
- temt!
- getemd
- temmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for temmen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
domar | temmen | africhten; dier africhten; dresseren; trainen |
domesticar | temmen | africhten; dier africhten; dresseren; trainen |
dominar | temmen | bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; insluiten; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; machtiger zijn; matigen; omvatten; onder de knie hebben; onderwerpen; overheersen; regeren; toevoegen; verderreiken |