Dutch
Detailed Translations for wroeten from Dutch to German
wroeten:
Conjugations for wroeten:
o.t.t.
- wroet
- wroet
- wroet
- wroeten
- wroeten
- wroeten
o.v.t.
- wroette
- wroette
- wroette
- wroetten
- wroetten
- wroetten
v.t.t.
- heb gewroet
- hebt gewroet
- heeft gewroet
- hebben gewroet
- hebben gewroet
- hebben gewroet
v.v.t.
- had gewroet
- had gewroet
- had gewroet
- hadden gewroet
- hadden gewroet
- hadden gewroet
o.t.t.t.
- zal wroeten
- zult wroeten
- zal wroeten
- zullen wroeten
- zullen wroeten
- zullen wroeten
o.v.t.t.
- zou wroeten
- zou wroeten
- zou wroeten
- zouden wroeten
- zouden wroeten
- zouden wroeten
diversen
- wroet!
- wroet!
- gewroet
- wroetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wroeten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
grabbeln | woelen; wroeten; wurmen | buitmaken; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; obsederen; rommelen; snuffelen; vangen |
scharren | woelen; wroeten; wurmen | scharrelen van kip |
wühlen | woelen; wroeten; wurmen | doorwroeten; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; snuffelen; wroetend onderzoeken |
External Machine Translations: