Summary
Dutch to German: more detail...
-
naar buiten gaan:
-
Wiktionary:
naar buiten gaan → herausgehen, hinausgehen, ausgehen
-
Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for naar buiten gaan from Dutch to German
naar buiten gaan: (*Using Word and Sentence Splitter)
- naar: zu; nach; wie; als; denn; weil; während; wo; so; da; gemäß; ja; indem; indes; indessen; gleichwie; wogegen; zur; gegen; irgendwohin; übel; eklig; ekelhaft; widerlich; schlecht; elend; erbärmlich; miserabel; unpäßlich; trübsinnig; trübselig; schwer; lästig; unbequem; unangenehm; störend; kaltherzig
- Buiten: im Freien; Outdoor
- buit: Beute
- buiten: ohne; außer; draußen; ausgenommen; auswärts; außer Hause; ausgeschloßen; unter Ausschluß von; in die Natur
- gaan: gehen; sich aufmachen; laufen; wandern; spazieren; bummeln; schreiten; spazierengehen; im Schritt gehen; sich fortbewegen; verlassen; abreisen; aufbrechen; wegfahren; fortreisen; wegreisen; seineZelteabbrechen
Wiktionary Translations for naar buiten gaan:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • naar buiten gaan | → herausgehen; hinausgehen; ausgehen | ↔ go out — to leave, especially a building |