Summary
Dutch to German: more detail...
- verplichten:
-
Wiktionary:
- verplichten → verpflichten
- verplichten → verpflichten, aufdrängen, aufnötigen, dringen, aufdringen, antun, anziehen, auflegen, anlegen, zwingen, anmuten, andrehen
Dutch
Detailed Translations for verplichten from Dutch to German
verplichten:
-
verplichten
Conjugations for verplichten:
o.t.t.
- verplicht
- verplicht
- verplicht
- verplichten
- verplichten
- verplichten
o.v.t.
- verplichtte
- verplichtte
- verplichtte
- verplichtten
- verplichtten
- verplichtten
v.t.t.
- heb verplicht
- hebt verplicht
- heeft verplicht
- hebben verplicht
- hebben verplicht
- hebben verplicht
v.v.t.
- had verplicht
- had verplicht
- had verplicht
- hadden verplicht
- hadden verplicht
- hadden verplicht
o.t.t.t.
- zal verplichten
- zult verplichten
- zal verplichten
- zullen verplichten
- zullen verplichten
- zullen verplichten
o.v.t.t.
- zou verplichten
- zou verplichten
- zou verplichten
- zouden verplichten
- zouden verplichten
- zouden verplichten
diversen
- verplicht!
- verplicht!
- verplicht
- verplichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verplichten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
verpflichten | verplichten |
Related Definitions for "verplichten":
Wiktionary Translations for verplichten:
verplichten
Cross Translation:
verb
verplichten
-
tot regel maken dat iets moet
- verplichten → verpflichten
verb
-
(transitiv), jemanden zu etwas verpflichten: jemanden in die Pflicht nehmen, etwas zu tun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verplichten | → verpflichten | ↔ oblige — to constrain someone by force or by social, moral or legal means |
• verplichten | → aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen; antun; anziehen; auflegen; anlegen; zwingen; anmuten; andrehen | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |