English
Detailed Translations for get used from English to Dutch
get used: (*Using Word and Sentence Splitter)
- get: halen; pakken; opdoen; oplopen; onverlangd krijgen; binnenhalen; binnenbrengen; begrijpen; inzien; snappen; met het verstand vatten; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; inrukken; oplazeren
- use: gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; toepassing; gebruik; inzet; aanwending; hanteren; gebruik maken van; verbruik; consumptie; behandeling; hantering; bezigen; utiliseren; doel; zin; waarde; nut; verbruiken; consumeren; nuttigheid; opmaken; doorjagen; gebruikmaken
- used: gebruikt; tweedehands; verbruikt; verteerd; uitgebuit; geëxploiteerd; ontgind