English
Detailed Translations for bootie from English to Dutch
bootie: (*Using Word and Sentence Splitter)
- boo: boe; joelen; uitjouwen
- tie: stropdas; binden; vastmaken; knopen; vastbinden; knevelen; sjaal; das; shawl; halsdoek; vastknopen; aan elkaar knopen; aan elkaar binden; strikken; rijgen; dichtsnoeren; dichtrijgen; in de val laten lopen; vastsjorren; handenbinder; handenbindertje; vastleggen; verbinden; samenbinden; vastketenen; vastkluisteren; aaneenbinden
bootie:
Translation Matrix for bootie:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | bootee |
Synonyms for "bootie":
Related Definitions for "bootie":
Wiktionary Translations for bootie:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bootie | → billen; kont; zitvlak; staartstuk; bips | ↔ Arsch — umgangssprachlich, vulgär: für Hinterteil, Po, Gesäß |